Algemene informatie

Natuurijs_2012

Niet elk jaar kunnen de schaatsliefhebbers zich in de handen wrijven als de ijsvloer op hun favoriete watertje aangroeit en vervolgens sterk genoeg is om bereden te worden. En als het er van komt, dan stappen we massaal op het ijs, het liefst met helder vriezend weer en een koek en zopie. We gaan eens in op de technische details van het ontstaan en de vorming van natuurijs, hoe het aangroeit en welke factoren deze groei bepalen. En niet te vergeten… de veiligheid op het ijs en enkele historische feiten.

Dikte van het ijs

Indien de vorst binnenvalt wordt dagelijks de ijsdikte gemeten. De ijsmeester gaat pas ver op het ijs als de ijsvloer 5 cm dik is en een vrijwel egale grijze kleur heeft. Met een speedboor wordt een gat geboord en met de speciale ijsmeter wordt de ijsdikte gemeten. Bovendien moet de ijsvloer droog en vlak zijn. Pas bij 6 cm wordt het interessant om voortdurend te meten. Soms meerdere keren per dag.

Windwakken

We controleren met name de plekken waar eerst nog windwakken waren. Ook de watervogels houden zo’n wak langer open. Met wat lawaai en een flinke zaklamp gaan de watervogels naar de visvijver een eindje verderop. Als dat niet lukt wordt een lang touw over het ijs getrokken. Zo lukt het meestal de vogels uit de wakken te krijgen.

Onderhoud

Als de ijsdikte dan voldoende is, zodat er geschaatst kan worden, dan is het natuurlijk belangrijk dat dit ook zo lang mogelijk kan. Dat betekent werk aan de winkel. De baan moet namelijk regelmatig geveegd worden en als de dikte het nog niet toelaat om met een veegmachine op het ijs te gaan, dan moet dat met de hand. Zeker bij sneeuw is dat een heel karwei. Daarnaast kan de ijsmeester besluiten een extra laag water op het ijs te zetten om de kwaliteit van het ijs te verbeteren.

Dooi en regen

We gaan aan het begin van een echte dooiperiode of na een echte regendag meestal niet meer het ijs op. IJs dooit sneller dan je denkt en wordt behalve dunner ook brozer waardoor het – ondanks de nog mogelijk behoorlijke dikte – veel minder draagkracht bezit. Bovendien word je lekker nat als je valt. Het water op de ijsbaan is op de diepste plek ongeveer 80 cm. Diep. Een klein, nog wat dieper, stuk zit bij de hevelsluis.

Waterdiepte

Gemiddeld zal er zo’n 25 a 40 cm water op de baan staan. Omdat er een skeelerbaan onder het water ligt die warmte produceert door de zon zetten we meestal 25 a 30 cm. water boven het hoogste punt van de skeelerbaan. Veel mensen vragen zich af of we de skeelerbaan niet kunnen onder laten lopen enkel op de bitumen. Met een randje langs de bitumen zou dat toch moeten lukken. Echter het verschil tussen het hoogste en laagste punt van de skeelerbaan is ongeveer 10 cm. Dat komt doordat de bodem onder de skeelerbaan nog steeds onregelmatig inklinkt.

Onder water

Ook vraagt men zich af waarom de baan niet eerder onder water wordt gezet. Men maakt zich onnodig zorgen. Omdat de Wielervereniging graag lang gebruikt maakt van de baan proberen we in alle redelijkheid de baan ook wat later dan misschien verwacht onder water te zetten. Met de wielerclub is afgesproken dat met een eenvoudig telefoontje wordt aangegeven dat de baan onmiddellijk kan worden ondergezet. Met de weersvoorspellingen bij de hand is een koude periode toch wel te voorspellen. De temperaturen van de oostelijk gelegen landen geven duidelijkheid. De heersende temperuren rond Peking, Moskou en Warschau hebben voorspellende waarde; zeker als oostenwind wordt voorspeld. Het duurt ongeveer 5 a 7 dagen om het gewenste peil te bereiken. Dat hangt ook af van de hoeveelheid regenwater die zich al op de baan bevindt. Het water dat wordt opgepompt is ongeveer 7 a 8 graden.